Planten hebben voeding nodig om goed te kunnen groeien. Als planten te weinig bemesting krijgen, zullen ze slecht groeien. Maar te veel voeding is ook niet goed, want dan krijg je (te) snelle groei en verzwakt de plant. Planten worden dan vatbaar voor ziekten en plagen.
Hoeveel voedingstoffen een plant nodig heeft, verschilt natuurlijk per soort. De meeste planten in de siertuin en eigenlijk alle planten in de fruit- en moestuin profiteren van voldoende bemesting.
Wanneer bemesten?
De beste tijd om planten te bemesten is maart- april.
Zodra je ziet dat planten weer beginnen met uitlopen is een goed moment om ze te bemesten. Op die manier kunnen ze optimaal groeien. Deze voeding in het (vroege) voorjaar wordt vaak de eerste bemesting genoemd.
Geef ruim water na het bemesten, zodat de meststof goed opgenomen kunnen worden door de tuinplanten.
Bemesten in het voorjaar
- Bomen
- Fruitbomen
- Gazon
- Hagen
- Heesters
- Kleinfruit
- Moestuin
- Rozen
- Vaste planten
Bemesten in de zomer
Afhankelijk van het soort plant, kan een tweede bemesting later in het seizoen ook nog nodig zijn. Een goede tijd hiervoor is rond juni/ juli. Denk hierbij aan:
- Eenjarigen
- Gazon
- Hagen
- Kuipplanten
- Moestuin
- Rozen
- Vaste planten
Extra bemesten
Sommige planten kunnen flink wat bemesting gebruiken. Denk aan het gazon. Niet heel gek natuurlijk, aangezien dit elke week gemaaid wordt. Ook planten in potten of bakken hebben vaak meer voeding nodig, zeker als deze ook nog eens een opbrengst moeten geven. Vloeibare voeding is hiervoor ideaal. Ook de moestuin kan natuurlijk vaker bemesting gebruiken. Exoten zoals bananen profiteren ook van extra voeding, evenals eenjarigen.
Hebben nieuwe planten mest nodig?
Jonge planten en nieuwe aanplant kan je beter geen bemesting geven.De scherpe mest kan de haarwortels beschadigen, waardoor planten moeilijk, of zelfs niet aanslaan. Aanplanten met bemeste tuinaarde is dan ook zeker niet aan te raden. Aanplantgrond of potgrond is hiervoor beter geschikt. Ook kunnen jonge planten door mest te snel willen groeien, waardoor ze niet eerst al hun energie steken in het goed aanslaan.
